Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hij heeft goed [29]ingeslokt, maar [30]zal het uitspuwen; God zal het uit zijn buik uitdrijven. 29. Dat is, met grote gretigheid, gierigheid en onverzadelijke begeerte vergaderd. Hij oordeelt dat Job zijn goed kwalijk gekregen had. 30. Dat is, zijn zonden, ongerechtigheden en geroofde middelen zullen hem zo bekomen als een, die zijn spijs pijnlijk uitwalgt, of als het sterkste vergif, dat iemand ingedronken heeft.